Bryozoa uit het Limburgse Krijt.

[hubertus68]

Hoi Luc,

Het eerste stuk is inderdaad een F. dujardini. Het tweede stuk is volgens mij een Onychocella nysti.

Beste groeten,
Oliver

[hubertus68]

En hier een nieuwe reeks uit de graafgangen van de Meerssen member:

foto's 1 + 2: Ik denk dat dit een Filisparsa cf. microstoma (Voigt,1924) is. De dorsale zijde toont geen autozooecia, alleen lange kenozooecia. De autozooecia zitten op de frontale zijde en tonen een relatief regelmatige structuur. Op de laterale kanten is zelfs een bijna seriele rangschikking te herkennen. Dit kenmerk onderscheidt de soort van bvb. Filisparsa tinglandi, die regelmatig inhet Danien voorkomt.

foto 3: Dit is een problematicum. Ik ben zeker dat het om een Stamenocella gaat. Opvallend zijn de uistekende laterale avicularien. Dit duidt op Stamenocella pristis (Levinsen, 1925).

foto 4: Geen idee. Dit is een zeer fragiele kolonie. De autozooecia worden begeleidt door een nanoporie en tonen een duidelijk ontwikkeld peristoom. Onder dit peristoom verloopt het zooecium licht concaav en toont meestal twee diepere indrukken. Onder deze zijn drie tot vier kleine porieen te herkennen.

foto 5: Beisselina?

foto's 6 t/m 8: impressies van een van de twee letterkasten met bryozoa uit de Meerssen member. In geheel zijn hier ca. 350 bryozoa-soorten gearchiveert.


Veel kijkplezier,
Oliver

[Lugo]

Hoi Oliver,

met O. nysti zit jij er weer pal op; bedankt voor de knappe determinatie.

Het materiaal dat uit de graafgangen komt, blijft imponeren, zowel wat betreft bewaartoestand als verscheidenheid.
Ik durf er wel geen namen bij te plaatsen.

Jouw collectie groeit toch wel snel aan met nu al ongeveer 350 soorten gearchiveerd.

groeten

Luc

[hubertus68]

Hoi Luc,

bedankt voor de reactie.
Bij deze wou ik een paar foto's van een kolonie tonen, die al eerder voorgesteld had.
Mij was toen opgevallen, dat er voetjes op de onderzijde van de bovenste kolonie zaten (foto 4).
Dit was mij opgevallen, omdat er een stuk van deze bovenste kolonie afgebroken was.

Ik heb het stuk vandaag nog eens onder de bino bekeken en mij viel op, dat er niet alleen voetjes onder de bovenste kolonie zitten, maar dat de zooecia van de tweede kolonie (die onder de eerste zit) stekels op de distale kant van enige zooecia tonen (foto 3). Er gaan dus stekels in beide richtigen.

Wat betekend dit nu?
Mij viel op dat dit fenomeen alleen maar plaatselijk voorkomt. Zoals jullie op foto 2 zien zijn hier en daar ronde opgebroken holtes te zien. De kanten van deze holtes gaan duidelijk omhoog. Hier zat dus een holle ruimte en was de afstand tussen de beiden op elkaar gegroeide kolonieen hoger. En juist op deze plekken zitten de stekels.
Zoals jullie zien hangen de stekels "in de lucht", zij lopen dus niet door tot een mogelijk substraat en hadden dus blijkbaar niet de functie van voeten.

Ik denk eerder dat de holtes grote opgebroken gonozooiden zijn. Zouden de stekels dus kleine kanalen zijn, die de larven met voedsel verzorgden. Of zijn het kanalen door die de embryos in het gonozooid terecht kwamen?

De literatuur-recherche is aan de gang. Wat het genus betreft: ik denk dat het om Aechmella sp. gaat.

Beste Groeten,
Oliver

[Bewerkt door hubertus68 op 29-09-2016 om 13:48 NL]

[Lugo]

Hoi Oliver,


dit zijn moeilijke vragen, die jij stelt.
Ik denk niet dat het zo eenvoudig zal zijn om jouw hypothese te toetsen en al dan niet te bevestigen. Ben benieuwd of het literatuur onderzoek klaarheid kan scheppen.

groeten

Lugo

[hubertus68]

Tja, het zou zaai zijn als je niets meer te lezen hebt. Ik laat het horen als ik iets in ervaring gebracht heb.

Bij deze noch een paar foto's von nieuwe vondsten (ENCI, Meerssen gruis):

Foto 1: Beisselina striata (Goldfuss, 1826). Een oude kolonie met grote secondair ontstaande zooecia, die door cumulatie van twee zooecia ontstaan zijn.

Foto 2: Stellocavea cultrata (d'Orbigny, 1853): een jong exemplaar van deze soort (die ik nog niet in de verzameling had).

Foto's 3 t/m 6: Een mooie collage van drie dierensoorten! Het eerste substraat is een ongedetermineerde bryozoa-kolonie (cf. fam. Petaloporidae). Op deze zit een serpulide (?Dorsoserpula), en op deze een tweede bryozoa-kolonie (cf. fam. Tubuliporidae).

Beste Groeten,
Oliver

[Lugo]

Hoi Oliver,

dat laatste specimen is wel redelijk speciaal.
Blijkbaar werd elk plekje om te wonen benut in de Krijtzee.

groeten

Luc

[Jeremy]

dag Oliver,

de voetjes die jij beschrijft ben ik ook al tegengekomen. Vond het ook heel merkwaardig maar dacht aan Hornera waarbij er een hoofdtak is die ondersteunt wordt door wortels.
Of aan rhizoïden?

Ik kom regelmatig plekken tegen waarbij overkorstende bryozoa, ( vb Stomatopora) in het luchtledige hangen. Dit wil zeggen dat het substraat waarop zij zich gevormd hebben, weg is. Of wel was dat zand of een alg, wier?

groeten
Jeremy

[hubertus68]

Hoi Jeremy,

bedankt voor het antwoord. Vele bryozoa fixeren zich via worteldraden aan het substraat (vermoedelijk een beetje zoals mosselen dit met hun byssusdraden ook doen). De wortelen zijn in het Limburgse Krijt niet bewaard en ik weet niet of zij überhaupt bewaard konden worden.

Bij mijn stuk zijn het echter masieve verkalkde stekels. Volgens Paul Taylor van het NHM in Londen zouden het inderdaad structuren kunnen zijn die gekend zijn van bepaalde soorten, die zich – als zij op wekere substraten zitten (bvb. sponzen) – deze voetjes ontwikkelden. Hij heeft dit echter nog niet bij een Aechmella-achtige gezien. Alweer een kleine ontdekking dus...

Groeten,
Oliver

[Lugo]

Hier nog een cribrimorphe vorm van een bryozoa, die ik uit het Meerssen gruis ( ENCI ) heb gevist.
Deze fragmenten zijn zeer fragiel en het is niet evident om een min of meer intact stukje kolonie te vinden.
Opvallend hier is de verhoogde rand rond de mondopening.

Oliver,

ik weet niet of jij een determinatiepoging durft te wagen, ik in elk geval niet zo direct.

groeten

Lugo