Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
- hubertus68
- Berichten: 3240
- Lid geworden op: 12 nov 2012, 10:24
- Has thanked: 47 times
- Been thanked: 305 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Prachtige plaatjes en hartelijk dank, dat jij het Carboon met schitterende vondsten regelmatig (en met aanvullende infos) laat passeren, Tim!
Groeten,
Oliver
Groeten,
Oliver
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Annularia en Asterophyllites
L.S.,
Hierbij nog wat Piesberg-planten. Het gaat om meerdere soorten loof van paardenstaarten zoals Calamites. Het vormgenus Annularia kan van Asterophyllites worden onderscheiden op basis van de vorm van de bladkransen. Bij Annularia zijn deze straal/stervormig (blaadjes uitgespreid in een cirkel of ellips), waar de blaadjes bij Asterophyllites allen omhoog wijzen en meer een waaiervorm maken. Determinatie op soortniveau is over het algemeen best lastig, maar sommige soorten hebben een karakteristieke, duidelijk herkenbare bladvorm.
Groeten,
Tim
Annularia cf. radiata (Brongniart) Sternberg 1825
Annularia sphenophylloides (Zenker) Gutbier 1837
Annularia sp.
Annularia sp. (vergelijk met vormen zoals A. stellata (Sternberg) Wood 1861)
Asterophyllites equisetiformis Brongniart 1828
L.S.,
Hierbij nog wat Piesberg-planten. Het gaat om meerdere soorten loof van paardenstaarten zoals Calamites. Het vormgenus Annularia kan van Asterophyllites worden onderscheiden op basis van de vorm van de bladkransen. Bij Annularia zijn deze straal/stervormig (blaadjes uitgespreid in een cirkel of ellips), waar de blaadjes bij Asterophyllites allen omhoog wijzen en meer een waaiervorm maken. Determinatie op soortniveau is over het algemeen best lastig, maar sommige soorten hebben een karakteristieke, duidelijk herkenbare bladvorm.
Groeten,
Tim
Annularia cf. radiata (Brongniart) Sternberg 1825
Annularia sphenophylloides (Zenker) Gutbier 1837
Annularia sp.
Annularia sp. (vergelijk met vormen zoals A. stellata (Sternberg) Wood 1861)
Asterophyllites equisetiformis Brongniart 1828
Op zoek naar groen in het zwart.
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Sphenopteris artemisiaefolioides Crépin 1881
L.S.,
Het is dankzij een gulle gift van @petersburghoed dat ik vandaag een nieuwe soort kan toevoegen aan deze draad. Peter, nogmaals bedankt voor de mooie verzameling Carboon-planten! Het gaat hier om twee exemplaren van Sphenopteris artemisiaefolioides Crépin 1881. Hoe zeldzaam deze soort is valt lastig te zeggen, maar ik heb haar in ieder geval nooit zelf mogen vinden in de Piesberg-groeve. De eerste foto toont een 6 cm lange veer met lobvormige pinnules. Van het tweede exemplaar was slechts de basis van de rachis en een klein deel van een enkele pinnule te zien, maar toen ik het stuk steen voorzichtig verder spleet kwam zowaar een zeer fraaie tweede veer, compleet met terminale pinnule tevoorschijn! Deze tweede veer (Foto 2-3) heeft een lengte van ongeveer 13 cm en laat vrij goed de vorm en nervatuur (geen middennerf) van de pinnules zien. Op het eerste gezicht vertoont S. artemisiaefolioides misschien enige gelijkenis met Sphenopteris spiniformis Kidston 1893 (een Piesberg-plant die al eerder aan deze draad is toegevoegd), zeker in gevallen waar de stekelvormige structuren van de laatstgenoemde niet zichtbaar zijn. Voor zover ik nu kan beoordelen heeft S. artemisiaefolioides echter wat groter uitgevallen en minder diep ingesneden pinnules, alsook een beduidend minder stevige rachis. Voor meer informatie, zie Gothan, W. (1929) Die Steinkohlenflora der westlichen paralischen Steinkohlenreviere Deutschlands, Lieferung 1.
Groeten,
Tim
L.S.,
Het is dankzij een gulle gift van @petersburghoed dat ik vandaag een nieuwe soort kan toevoegen aan deze draad. Peter, nogmaals bedankt voor de mooie verzameling Carboon-planten! Het gaat hier om twee exemplaren van Sphenopteris artemisiaefolioides Crépin 1881. Hoe zeldzaam deze soort is valt lastig te zeggen, maar ik heb haar in ieder geval nooit zelf mogen vinden in de Piesberg-groeve. De eerste foto toont een 6 cm lange veer met lobvormige pinnules. Van het tweede exemplaar was slechts de basis van de rachis en een klein deel van een enkele pinnule te zien, maar toen ik het stuk steen voorzichtig verder spleet kwam zowaar een zeer fraaie tweede veer, compleet met terminale pinnule tevoorschijn! Deze tweede veer (Foto 2-3) heeft een lengte van ongeveer 13 cm en laat vrij goed de vorm en nervatuur (geen middennerf) van de pinnules zien. Op het eerste gezicht vertoont S. artemisiaefolioides misschien enige gelijkenis met Sphenopteris spiniformis Kidston 1893 (een Piesberg-plant die al eerder aan deze draad is toegevoegd), zeker in gevallen waar de stekelvormige structuren van de laatstgenoemde niet zichtbaar zijn. Voor zover ik nu kan beoordelen heeft S. artemisiaefolioides echter wat groter uitgevallen en minder diep ingesneden pinnules, alsook een beduidend minder stevige rachis. Voor meer informatie, zie Gothan, W. (1929) Die Steinkohlenflora der westlichen paralischen Steinkohlenreviere Deutschlands, Lieferung 1.
Groeten,
Tim
Op zoek naar groen in het zwart.
- Spongebob
- Berichten: 4462
- Lid geworden op: 22 dec 2007, 22:41
- Has thanked: 324 times
- Been thanked: 543 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Zal Peter goed doen om dit te horen/lezen.
Was het veel materiaal?
Want Peter zit nu met een pijnlijke arm
Was het veel materiaal?
Want Peter zit nu met een pijnlijke arm
Time fades away (Neil Young)
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Oei! Het was zeker een respectabele collectie, maar ik hoop toch niet dat het daardoor komt...
Op zoek naar groen in het zwart.
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Sphenopteris coemansii Andrae in Stur 1877
L.S.,
Hierbij wat voorbeelden van Sphenopteris coemansii uit het Carboon van de Piesberg. Deze soort is te herkennen aan haar fijn verdeelde blaadjes. De bijgevoegde foto's tonen kleine fragmentjes van pinna, maar nog vaker zijn slechts losse blaadjes te vinden. Zie ook de website van Hans Steur. Wederom is Gothan (1929) een goede bron voor meer informatie over deze Piesberg-soort.
Groeten,
Tim
L.S.,
Hierbij wat voorbeelden van Sphenopteris coemansii uit het Carboon van de Piesberg. Deze soort is te herkennen aan haar fijn verdeelde blaadjes. De bijgevoegde foto's tonen kleine fragmentjes van pinna, maar nog vaker zijn slechts losse blaadjes te vinden. Zie ook de website van Hans Steur. Wederom is Gothan (1929) een goede bron voor meer informatie over deze Piesberg-soort.
Groeten,
Tim
Op zoek naar groen in het zwart.
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Laveineopteris rarinervis (Bunbury) Laveine 2005
L.S.,
Neuropteride bladvormen aan deze Piesberg overzichtsdraad toevoegen is iets waar ik al een tijdje tegenaan loop te hikken. Ik vind het lastig om de verschillende soorten te onderscheiden en wil graag voorkomen dat ik straks een rectificatie moet schrijven. De opsplitsing van de neuropteride bladvormen in verschillende genera zoals voorgesteld door Cleal et al. (1990) is ook niet geheel onomstreden. Om toch voorzichtig een beginnetje te maken hierbij een paar voorbeelden van stukken die ik tot Laveineopteris rarinervis (Bunbury) Laveine 2005 zou rekenen. Deze soort komt in vrijwel de gehele stratigrafie van de Piesberggroeve met grote regelmatigheid voor (Josten, 1991). In Duitstalige literatuur wordt L. rarinervis vaak onder de naam Neuropteris attenuata Lindley et Hutton 1837 aangeduid (zie bijvoorbeeld Gothan, 1953; Josten, 1991). De bewaringstoestand van het specimen van Lindley en Hutton (1837) laat echter veel te wensen over. Zo kwam Kidston (1886) na bestuderen van het originele fossiel tot de conclusie dat het waarschijnlijk om een pecopteride bladvorm gaat. Zie Laveine et al. (2005) voor een meer gedetailleerde samenvatting van de nomenclaturele geschiedenis. In deze draad volg ik hun conclusie dat Neuropteris rarinervis Bunbury 1847 waarschijnlijk de meest geschikte basis is voor verdere soortomschrijving. Maar hiermee zijn we nog niet door de nomenclaturele puntjes heen: Imparipteris (Neuropteris) piesbergensis Gothan 1953 werd door Laveine (1967) gesynonimiseerd met L. rarinervis. Over dit punt lijken Duitstalige bronnen het overigens wel eens te zijn (zie bijvoorbeeld Josten, 1991).
Laveineopteris rarinervis (Bunbury) Laveine 2005 wordt gekenmerkt door een vrij open nervatuur en relatief kleine terminale pinnules. De grootschalige architectuur van de bladeren is tweedelig, zoals bij veel neuropteride bladvormen. De geveerdheid is echter vrij variabel en laat meerdere typen zien (zie bijvoorbeeld Laveine, 1997). De pinna zijn “imparipinnate” (d.w.z.: de laterale pinnules zijn om en om, niet paarsgewijs op de pinna geplaatst en de pinnae hebben een terminale pinnule). De terminale pinnules zijn deltavormig en meestal niet veel groter dan de laterale pinnules. De laterale pinnules hebben een sterke middennerf die over ongeveer twee derde van de lengte van de pinnule doorloopt. De zijnerven zijn ook vrij duidelijk, wijd gespreid en verlaten de middennerf onder een relatief grote hoek. Ze vorken meestal één keer, maar kunnen tot driemaal gevorkt zijn afhankelijk van de grootte van de pinnules. Nerfdichtheid is relatief laag, rond de 22 nerven per cm bladrand. Helaas is nervatuur bij Piesberg-materiaal vaak maar lastig te zien. Daarnaast hebben grotere stukken nog wel eens aangehechte Cyclopteris-type bladeren.
Groeten,
Tim
Dit is het eerste plantfossiel uit mijn verzameling, wat ik ooit gekregen heb als stukje N. attenuata.
Groot gedeelte van een blad, met een "Type B" opbouw.
Detail met pinnules van het blad op de vorige foto.
Voorbeeld van een Cyclopteris-blad (schaalbalk = 5 cm). Degelijke bladeren komen ook in connectie met L. rarinervis pinnules voor.
Ook Laveineopteris rarinervis? Terminale pinnules zijn wel best groot in dit exemplaar... Ik blijf het lastig vinden om de verschillende soorten neuropteride bladvormen uit elkaar te houden.
L.S.,
Neuropteride bladvormen aan deze Piesberg overzichtsdraad toevoegen is iets waar ik al een tijdje tegenaan loop te hikken. Ik vind het lastig om de verschillende soorten te onderscheiden en wil graag voorkomen dat ik straks een rectificatie moet schrijven. De opsplitsing van de neuropteride bladvormen in verschillende genera zoals voorgesteld door Cleal et al. (1990) is ook niet geheel onomstreden. Om toch voorzichtig een beginnetje te maken hierbij een paar voorbeelden van stukken die ik tot Laveineopteris rarinervis (Bunbury) Laveine 2005 zou rekenen. Deze soort komt in vrijwel de gehele stratigrafie van de Piesberggroeve met grote regelmatigheid voor (Josten, 1991). In Duitstalige literatuur wordt L. rarinervis vaak onder de naam Neuropteris attenuata Lindley et Hutton 1837 aangeduid (zie bijvoorbeeld Gothan, 1953; Josten, 1991). De bewaringstoestand van het specimen van Lindley en Hutton (1837) laat echter veel te wensen over. Zo kwam Kidston (1886) na bestuderen van het originele fossiel tot de conclusie dat het waarschijnlijk om een pecopteride bladvorm gaat. Zie Laveine et al. (2005) voor een meer gedetailleerde samenvatting van de nomenclaturele geschiedenis. In deze draad volg ik hun conclusie dat Neuropteris rarinervis Bunbury 1847 waarschijnlijk de meest geschikte basis is voor verdere soortomschrijving. Maar hiermee zijn we nog niet door de nomenclaturele puntjes heen: Imparipteris (Neuropteris) piesbergensis Gothan 1953 werd door Laveine (1967) gesynonimiseerd met L. rarinervis. Over dit punt lijken Duitstalige bronnen het overigens wel eens te zijn (zie bijvoorbeeld Josten, 1991).
Laveineopteris rarinervis (Bunbury) Laveine 2005 wordt gekenmerkt door een vrij open nervatuur en relatief kleine terminale pinnules. De grootschalige architectuur van de bladeren is tweedelig, zoals bij veel neuropteride bladvormen. De geveerdheid is echter vrij variabel en laat meerdere typen zien (zie bijvoorbeeld Laveine, 1997). De pinna zijn “imparipinnate” (d.w.z.: de laterale pinnules zijn om en om, niet paarsgewijs op de pinna geplaatst en de pinnae hebben een terminale pinnule). De terminale pinnules zijn deltavormig en meestal niet veel groter dan de laterale pinnules. De laterale pinnules hebben een sterke middennerf die over ongeveer twee derde van de lengte van de pinnule doorloopt. De zijnerven zijn ook vrij duidelijk, wijd gespreid en verlaten de middennerf onder een relatief grote hoek. Ze vorken meestal één keer, maar kunnen tot driemaal gevorkt zijn afhankelijk van de grootte van de pinnules. Nerfdichtheid is relatief laag, rond de 22 nerven per cm bladrand. Helaas is nervatuur bij Piesberg-materiaal vaak maar lastig te zien. Daarnaast hebben grotere stukken nog wel eens aangehechte Cyclopteris-type bladeren.
Groeten,
Tim
Dit is het eerste plantfossiel uit mijn verzameling, wat ik ooit gekregen heb als stukje N. attenuata.
Groot gedeelte van een blad, met een "Type B" opbouw.
Detail met pinnules van het blad op de vorige foto.
Voorbeeld van een Cyclopteris-blad (schaalbalk = 5 cm). Degelijke bladeren komen ook in connectie met L. rarinervis pinnules voor.
Ook Laveineopteris rarinervis? Terminale pinnules zijn wel best groot in dit exemplaar... Ik blijf het lastig vinden om de verschillende soorten neuropteride bladvormen uit elkaar te houden.
Op zoek naar groen in het zwart.
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Reticulopteris muensteri (Eichwald) Gothan 1941
L.S.,
Nog eentje: Dankzij de kenmerkende, zeer duidelijke, netvormige nervatuur is Reticulopteris muensteri is een relatief gemakkelijk te onderscheiden neuropteride bladvorm. Wederom heeft ook Hans Steur enkele mooie voorbeelden op zijn website staan.
Groeten,
Tim
Schaalbalk = 1 cm.
L.S.,
Nog eentje: Dankzij de kenmerkende, zeer duidelijke, netvormige nervatuur is Reticulopteris muensteri is een relatief gemakkelijk te onderscheiden neuropteride bladvorm. Wederom heeft ook Hans Steur enkele mooie voorbeelden op zijn website staan.
Groeten,
Tim
Schaalbalk = 1 cm.
Op zoek naar groen in het zwart.
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Asolanus cf. camptotaenia Wood 1860
L.S.,
Dit stukje heb ik eerder deze maand mogen vinden en ben daar erg blij mee: Het is slechts een klein fragmentje van zo'n 5 cm breed, maar de structuur van Asolanus sp. is onmiskenbaar. Asolanus was een wolfsklauwachtige en had "blaadjes" vergelijkbaar met die van Lepidodendron. Kenmerkend is het diagonale striatie- of lijnenpatroon tussen de ruitvormige bladkussens in. Schultka (1998) beschreef eerder een fertiel exemplaar, maar dit scherfje is mijn eerste eigen vondst van Asolanus uit de Piesberg.
Groeten,
Tim
L.S.,
Dit stukje heb ik eerder deze maand mogen vinden en ben daar erg blij mee: Het is slechts een klein fragmentje van zo'n 5 cm breed, maar de structuur van Asolanus sp. is onmiskenbaar. Asolanus was een wolfsklauwachtige en had "blaadjes" vergelijkbaar met die van Lepidodendron. Kenmerkend is het diagonale striatie- of lijnenpatroon tussen de ruitvormige bladkussens in. Schultka (1998) beschreef eerder een fertiel exemplaar, maar dit scherfje is mijn eerste eigen vondst van Asolanus uit de Piesberg.
Groeten,
Tim
Op zoek naar groen in het zwart.
- Carboon
- Berichten: 1439
- Lid geworden op: 02 sep 2008, 19:10
- Locatie: Haarlem
- Has thanked: 346 times
- Been thanked: 413 times
Re: Plantfossielen uit het Carboon van de Piesberg
Karinopteris robusta (Kidston) Boersma 1972
L.S.,
Het onderstaande blad van Karinopteris robusta heb ik al eens getoond op het forum, maar het ontbrak nog aan deze draad. Vorige maand heb ik een tweede Karinopteris-blad gevonden en dit leek mij een mooie gelegenheid om beide hier toe te voegen. Het beeld op de eerste foto is ongeveer 25 cm bij 25 cm groot. Het gaat om een vrijwel compleet, maar wel wat uit verband geraakt composietblad, wat bevestigd heeft gezeten op een liaan-achtige hoofdas. Op een tweede afbeelding heb ik mijn interpretatie van de bladopbouw aangegeven, gebruikmakend van de notatiewijze van Boersma (1972). Het is de bladopbouw waar Karinopteris verschilt van Mariopteris. De derde foto toont schematische weergaven van Mariopteris en Karinopteris uit Gastaldo en Boersma (1983), ter verduidelijking dat het verschil hem in de lengte van de onderste R4ext op de R3int zit. Bij Mariopteris ("quadripartite" blad) is deze duidelijk korter dan de R3ext, bij Karinopteris niet (dat is namelijk een "bipartite" blad). Overigens is er nog wel discussie over de gerechtvaardigdheid van de onderverdeling van Boersma (1972); zo zijn er soorten mariopteriden die, vooral bij de kleinere bladeren, soms ook een bipartite opbouw laten zien. Auteurs als Josten (1991) houden het daarom op Mariopteris robusta Kidston 1923. Sowieso is bij kleinere fragmenten is de bladopbouw doorgaans lastig te achterhalen. In dat geval kun je nog naar de pinnules kijken. De laatste twee foto's tonen voorbeelden van de stomp-driehoekige pinnules van Karinopteris robusta.
Groeten,
Tim
Blad van Karinopteris robusta (beeldgrootte 25 cm bij 25 cm)
Interpretatie
Vergelijk tussen Mariopteris en Karinopteris, bewerkt naar Gastaldo en Boersma (1983)
Fragment met pinnules van Karinopteris robusta
Tweede fragment met pinnules van Karinopteris robusta
L.S.,
Het onderstaande blad van Karinopteris robusta heb ik al eens getoond op het forum, maar het ontbrak nog aan deze draad. Vorige maand heb ik een tweede Karinopteris-blad gevonden en dit leek mij een mooie gelegenheid om beide hier toe te voegen. Het beeld op de eerste foto is ongeveer 25 cm bij 25 cm groot. Het gaat om een vrijwel compleet, maar wel wat uit verband geraakt composietblad, wat bevestigd heeft gezeten op een liaan-achtige hoofdas. Op een tweede afbeelding heb ik mijn interpretatie van de bladopbouw aangegeven, gebruikmakend van de notatiewijze van Boersma (1972). Het is de bladopbouw waar Karinopteris verschilt van Mariopteris. De derde foto toont schematische weergaven van Mariopteris en Karinopteris uit Gastaldo en Boersma (1983), ter verduidelijking dat het verschil hem in de lengte van de onderste R4ext op de R3int zit. Bij Mariopteris ("quadripartite" blad) is deze duidelijk korter dan de R3ext, bij Karinopteris niet (dat is namelijk een "bipartite" blad). Overigens is er nog wel discussie over de gerechtvaardigdheid van de onderverdeling van Boersma (1972); zo zijn er soorten mariopteriden die, vooral bij de kleinere bladeren, soms ook een bipartite opbouw laten zien. Auteurs als Josten (1991) houden het daarom op Mariopteris robusta Kidston 1923. Sowieso is bij kleinere fragmenten is de bladopbouw doorgaans lastig te achterhalen. In dat geval kun je nog naar de pinnules kijken. De laatste twee foto's tonen voorbeelden van de stomp-driehoekige pinnules van Karinopteris robusta.
Groeten,
Tim
Blad van Karinopteris robusta (beeldgrootte 25 cm bij 25 cm)
Interpretatie
Vergelijk tussen Mariopteris en Karinopteris, bewerkt naar Gastaldo en Boersma (1983)
Fragment met pinnules van Karinopteris robusta
Tweede fragment met pinnules van Karinopteris robusta
Op zoek naar groen in het zwart.