Haaientanden van Carniol (Krijt-Aptien-Gargasien)
- nifrec
- Senior Lid
- Berichten: 148
- Lid geworden op: 04 jul 2020, 19:03
- Locatie: Brabant
- Has thanked: 86 times
- Been thanked: 44 times
Haaientanden van Carniol (Krijt-Aptien-Gargasien)
(TL;DR scroll naar beneden voor fotos van haaientanden)
Carniol (Provence, Zuid-Frankrijk) stond bij mij bekend
om de belemnieten en corroderende pyriete ammonieten, als kind was ik er ooit geweest.
Deze zomer zijn we teruggegaan, en tegen mijn verwachtingen in kwamen we ook haiientanden tegen!
De formatie is de "Marnes Bleues", grijs-blauwkleurige mergel uit het Onder-Krijt.
Uit het Aptien, en daarvan het Gargasien
(dit is zowel volgens de geologische kaart
als de aanwezigheid van de ammoniet Dufrenoyia dufrenoyi.
De haaientanden zijn een stuk kleiner dan de meesten van Kaloot,
en ook een stuk zeldzamer. We zijn met 2 man 6 dagen aan het zoeken geweest,
dit zijn alle determineerbare tanden. Een groot deel is gelukkig wel goed bewaard,
weinig pyriet en (anders dan strand materiaal) niet gerold.
Ik denk dat ik 6 soorten heb kunnen indentificeren.
Zie het plaatje hieronder. De belangrijkste bron voor het determineren was Capetta (1975)
(Capetta (1975). Sélaciens et Holocéphale du Gargasien de la région de Gargas (Vaucluse). Géologie méditerranéenne, 2(3), 115–134).
Deze paper beschrijft precies de tanden uit het Gargasien uit dezelfde streek.
Sommige dingen zijn sinds de paper wat veranderd, zoals de geslachtsnamen van de soorten.
Ook bestond er nog geen onderscheid tussen het Aptien en het Gargasien.
A. kopingensis en S. praeraphiodon komen niet aan bod in deze paper, maar heb ik uit andere literatuur
via shark-references.com (welke paper specifiek kan ik vertellen mocht er intresse zijn).
Hier heb ik ook de up-to-date geslachtsnamen van.
De fotos zijn met een microscoop genomen.
Mijn miscrcoop steld maar op een hele nauwe afstand scherp,
alles verder weg of dichterbij, al is het maar 1 mm, is al snel vaag.
Gladioserratus aptiensis (Pictet, 1864)
Uit de familie Hexanchidae. De tanden lijken
erg op de moderne Hexanchus griseus, maar zijn kleiner en hebben minder spitsen.
Er staan ook handige fotos op shark-references.com. (de andere 5 soorten komen in andere posts hier beneden. Misschien dat het niet lukt alles op 1 dag te posten)
Carniol (Provence, Zuid-Frankrijk) stond bij mij bekend
om de belemnieten en corroderende pyriete ammonieten, als kind was ik er ooit geweest.
Deze zomer zijn we teruggegaan, en tegen mijn verwachtingen in kwamen we ook haiientanden tegen!
De formatie is de "Marnes Bleues", grijs-blauwkleurige mergel uit het Onder-Krijt.
Uit het Aptien, en daarvan het Gargasien
(dit is zowel volgens de geologische kaart
als de aanwezigheid van de ammoniet Dufrenoyia dufrenoyi.
De haaientanden zijn een stuk kleiner dan de meesten van Kaloot,
en ook een stuk zeldzamer. We zijn met 2 man 6 dagen aan het zoeken geweest,
dit zijn alle determineerbare tanden. Een groot deel is gelukkig wel goed bewaard,
weinig pyriet en (anders dan strand materiaal) niet gerold.
Ik denk dat ik 6 soorten heb kunnen indentificeren.
Zie het plaatje hieronder. De belangrijkste bron voor het determineren was Capetta (1975)
(Capetta (1975). Sélaciens et Holocéphale du Gargasien de la région de Gargas (Vaucluse). Géologie méditerranéenne, 2(3), 115–134).
Deze paper beschrijft precies de tanden uit het Gargasien uit dezelfde streek.
Sommige dingen zijn sinds de paper wat veranderd, zoals de geslachtsnamen van de soorten.
Ook bestond er nog geen onderscheid tussen het Aptien en het Gargasien.
A. kopingensis en S. praeraphiodon komen niet aan bod in deze paper, maar heb ik uit andere literatuur
via shark-references.com (welke paper specifiek kan ik vertellen mocht er intresse zijn).
Hier heb ik ook de up-to-date geslachtsnamen van.
De fotos zijn met een microscoop genomen.
Mijn miscrcoop steld maar op een hele nauwe afstand scherp,
alles verder weg of dichterbij, al is het maar 1 mm, is al snel vaag.
Gladioserratus aptiensis (Pictet, 1864)
Uit de familie Hexanchidae. De tanden lijken
erg op de moderne Hexanchus griseus, maar zijn kleiner en hebben minder spitsen.
Er staan ook handige fotos op shark-references.com. (de andere 5 soorten komen in andere posts hier beneden. Misschien dat het niet lukt alles op 1 dag te posten)
- nifrec
- Senior Lid
- Berichten: 148
- Lid geworden op: 04 jul 2020, 19:03
- Locatie: Brabant
- Has thanked: 86 times
- Been thanked: 44 times
Re: Haaientanden van Carniol (Krijt-Aptien-Gargasien)
Anomotodon principialis
Deze is in Capetta 1975 voor het eerst beschreven.
De tanden lijken afgebroken bijspitsen te hebben.
Dit hoort echter zo, ze zijn gewoon heel klein en amper ontwikkeld.
Onder een microscoop is duidelijk te zien dat ze niet afgebroken zijn.
Dit zijn de grootste tanden die we er gevonden hebben.
De famillie is Mitsukurinidae, waarin nu nog 1 levende soort, de "goblin shark",
bestaat. Een bijzondere diepzee haai met een hele lange neus, en een kaak die uitschuift.
Deze is in Capetta 1975 voor het eerst beschreven.
De tanden lijken afgebroken bijspitsen te hebben.
Dit hoort echter zo, ze zijn gewoon heel klein en amper ontwikkeld.
Onder een microscoop is duidelijk te zien dat ze niet afgebroken zijn.
Dit zijn de grootste tanden die we er gevonden hebben.
De famillie is Mitsukurinidae, waarin nu nog 1 levende soort, de "goblin shark",
bestaat. Een bijzondere diepzee haai met een hele lange neus, en een kaak die uitschuift.
- nifrec
- Senior Lid
- Berichten: 148
- Lid geworden op: 04 jul 2020, 19:03
- Locatie: Brabant
- Has thanked: 86 times
- Been thanked: 44 times
Re: Haaientanden van Carniol (Krijt-Aptien-Gargasien)
Leptostyrax macrorhiza (Cope, 1875)
Dit is, denk ik, de meest voorkomende soort in Carniol.
Doet me erg denken aan Carcharias taurus van Kaloot.
De wortels zijn heel smal, en de zijspitsen zitten half achter de hoofd kroon.
Dit is, denk ik, de meest voorkomende soort in Carniol.
Doet me erg denken aan Carcharias taurus van Kaloot.
De wortels zijn heel smal, en de zijspitsen zitten half achter de hoofd kroon.
- nifrec
- Senior Lid
- Berichten: 148
- Lid geworden op: 04 jul 2020, 19:03
- Locatie: Brabant
- Has thanked: 86 times
- Been thanked: 44 times
Re: Haaientanden van Carniol (Krijt-Aptien-Gargasien)
Archaeolamna cf. kopingensis (Davis, 1890)
Deze tanden waren niet beschreven in Capetta (1975).
De kronen en wortels zijn te breed voor L. macrorhiza.
Vergelijkings materiaal is https://njfossils.com/archaeolamna-kopingensis/
en Sokolskyi, T. & Guinot, G. (2021)
(Elasmobranch (Chondrichthyes) assemblages from the Albian (Lower Cretaceous) of Ukraine. Cretaceous Research, 117, Article 104603).
Ik ben niet 100% zeker over de determinatie. Van de soort heb ik geen vermelding uit het Aptien kunnen vinden,
de oudste beschreven vondsten komen uit het Albien (voor zover ik heb kunnen vinden ten minste).
Van Scapanorhynchus praeraphiodon heb ik maar 1 exemplaar, vastzittende in zandsteen, die post ik later.
Deze tanden waren niet beschreven in Capetta (1975).
De kronen en wortels zijn te breed voor L. macrorhiza.
Vergelijkings materiaal is https://njfossils.com/archaeolamna-kopingensis/
en Sokolskyi, T. & Guinot, G. (2021)
(Elasmobranch (Chondrichthyes) assemblages from the Albian (Lower Cretaceous) of Ukraine. Cretaceous Research, 117, Article 104603).
Ik ben niet 100% zeker over de determinatie. Van de soort heb ik geen vermelding uit het Aptien kunnen vinden,
de oudste beschreven vondsten komen uit het Albien (voor zover ik heb kunnen vinden ten minste).
Van Scapanorhynchus praeraphiodon heb ik maar 1 exemplaar, vastzittende in zandsteen, die post ik later.
- nifrec
- Senior Lid
- Berichten: 148
- Lid geworden op: 04 jul 2020, 19:03
- Locatie: Brabant
- Has thanked: 86 times
- Been thanked: 44 times
Re: Haaientanden van Carniol (Krijt-Aptien-Gargasien)
Carcharias striatula (Dalinkevicius, 1935)
Vrij kleine tanden met kleine maar duidelijke zijspitsen en relatief
brede wortels (vooral wanneer vergeleken met L. macrorhiza).
Sommige van de laterale tanden (zoals degene hieronder) hebben een vrij ronde i.p.v. sherpe punt.
Hiervan maar 1 intact exemplaar gevonden.
Capetta (1975) is weer het handigste naslagwerk.
Vrij kleine tanden met kleine maar duidelijke zijspitsen en relatief
brede wortels (vooral wanneer vergeleken met L. macrorhiza).
Sommige van de laterale tanden (zoals degene hieronder) hebben een vrij ronde i.p.v. sherpe punt.
Hiervan maar 1 intact exemplaar gevonden.
Capetta (1975) is weer het handigste naslagwerk.
- nifrec
- Senior Lid
- Berichten: 148
- Lid geworden op: 04 jul 2020, 19:03
- Locatie: Brabant
- Has thanked: 86 times
- Been thanked: 44 times
Re: Haaientanden van Carniol (Krijt-Aptien-Gargasien)
Scapanorhynchus praeraphiodon ?
Deze tand was vrij problematisch.
Eigenlijk leek het niet op de soorten die ik tegen kwam.
De wortel is erg breed, en de zijspitsen staan heel ver en heel los van de hoofdspits.
Zo ver, dat het glazuur tussen de hoofd en zijspitsen bijna loodrecht op de hoofdspits staat.
L. macrorhiza en A. kopingensis hebben geen zijspitsen die zo ver
van de hoofspits af staan, en A. principialis heeft niet zulke grote zijspitsen.
C. striatula lijkt er nog het meest op, maar ik twjfel over de hoek tussen de hoofdspits
en de zijspitsen.
Uiteindelijk, in een paper van J. P. Bidde (1993) (*) een tand gevonden die er op lijkt,
zie planche 3 fig. 10. Zowiezo een handige paper geweest om gehad eerder te hebben,
de andere soorten staan er ook in, en de fotos uit 1993 zijn een stuk scherper dan uit 1975...
Dat de tand in zandsteen zit vind ik opmerkelijk.
Dit zandsteen komt best veel voor in Carniol, maar het is totaal anders dan de zachte blauwe mergel.
Zowiezo zijn de meeste fossielen uit Carniol van pyriet (behalve de haaientanden en belemnieten en sommige vissekootjes (waarvan we er trouwens een hoop gevonden hebben!)), maar toch kom je (vrij zeldzaam)
witte kalk-achtige schelpen tegen. Of er nu locale verschillen tussen de blauwe mergel fossielen voorkomen,
of dat deze fossielen uitgespoeld zijn van de laag erboven, weet ik niet.
Volgens het museum van Valchères is soortgelijke zandsteen ook typisch voor het Albien in dat gebied,
en het Albien ligt boven op het Aptien.
de punt heb ik inmiddels verder uitgeprepareerd, maar nog niet kunnen fotograferen.
(*) J. P. Bidde (1993). Les Elasmobranches de l´Albien inférieur et moyen (Crétacé inférieur) de la Marne et de la Haute-Marne (France). Belgian Geological Survey, Professional Paper, Elasmobranches et Stratigraphie, 264, 191–240
Deze tand was vrij problematisch.
Eigenlijk leek het niet op de soorten die ik tegen kwam.
De wortel is erg breed, en de zijspitsen staan heel ver en heel los van de hoofdspits.
Zo ver, dat het glazuur tussen de hoofd en zijspitsen bijna loodrecht op de hoofdspits staat.
L. macrorhiza en A. kopingensis hebben geen zijspitsen die zo ver
van de hoofspits af staan, en A. principialis heeft niet zulke grote zijspitsen.
C. striatula lijkt er nog het meest op, maar ik twjfel over de hoek tussen de hoofdspits
en de zijspitsen.
Uiteindelijk, in een paper van J. P. Bidde (1993) (*) een tand gevonden die er op lijkt,
zie planche 3 fig. 10. Zowiezo een handige paper geweest om gehad eerder te hebben,
de andere soorten staan er ook in, en de fotos uit 1993 zijn een stuk scherper dan uit 1975...
Dat de tand in zandsteen zit vind ik opmerkelijk.
Dit zandsteen komt best veel voor in Carniol, maar het is totaal anders dan de zachte blauwe mergel.
Zowiezo zijn de meeste fossielen uit Carniol van pyriet (behalve de haaientanden en belemnieten en sommige vissekootjes (waarvan we er trouwens een hoop gevonden hebben!)), maar toch kom je (vrij zeldzaam)
witte kalk-achtige schelpen tegen. Of er nu locale verschillen tussen de blauwe mergel fossielen voorkomen,
of dat deze fossielen uitgespoeld zijn van de laag erboven, weet ik niet.
Volgens het museum van Valchères is soortgelijke zandsteen ook typisch voor het Albien in dat gebied,
en het Albien ligt boven op het Aptien.
de punt heb ik inmiddels verder uitgeprepareerd, maar nog niet kunnen fotograferen.
(*) J. P. Bidde (1993). Les Elasmobranches de l´Albien inférieur et moyen (Crétacé inférieur) de la Marne et de la Haute-Marne (France). Belgian Geological Survey, Professional Paper, Elasmobranches et Stratigraphie, 264, 191–240