Micraster Bois de Cise

[Gerrit-Jan]

tandenzoeker schreef:
Eigenlijk zou je eerst moeten weten op welke eigenschappen er gedetermineerd wordt. Ik vermoed dat er vrij veel biometrie bij komt kijken. Als dit het geval is, zal er eerder van populaties worden uitgegaan dan van individuen...

Is dit zo???


Waar let jij met name op Martijn, Paul, Frederik, Louis en is het waar dat biometrie hierbij een rol speelt??

Is een zee egel enkel op een aantal foto's te determineren?




Groet

[Spongebob]

Leuke discussie!
Ik denk dat Tandenzoeker gelijk heeft, maar betwijfel voor een deel de biometrie-methode. Wie was dat ook alweer met dat bakje vol met zeeboontjes? Wat een diversiteit laten die zien! Plikona schreef het al: "extreme vormvariatie". Laat daar de biometrie maar eens op los.
"Zo op het oog" is natuurlijk erg "gevaarlijk" en onwetenschappelijk, maar ik kan wel zien dat die ene Franse silex-egel geen M.leskei is. Kun je wetenschappelijk gezien natuurlijk niet verkopen, dus moet je in dat geval wel de biometrie ter hand nemen; tenminste als er geen duidelijke andere kenmerken aanwezig zijn. We hebben bovendien ook nog te maken met de erfenis van vele publicisten die o zo graag hun eigen egeltje wilden beschrijven.
We kunnen ze ook Micraster sp. noemen. Maakt het een stuk gemakkelijker

[Plikona]

Goed, ik had nooit gedacht dat ik in deze sectie over zeeëgels nog eens een uitéénzetting zou doen. Ik ben namelijk geen zeeëgelkenner.
In Ault en ook Bois de cise, bestaat de 'vloer' uit Turoonafzettingen. Verder zuidwaarts niet meer. Dit betekent , dat als je hier zeeëgels uit hakt (wat al niet zo legitiem is) , je Turoonzeeëgels hebt. Je kan M. leskei en M.decipiens onderscheiden. Dit is zowiezo al raar , daar M. leskei de voorloper en M. decipiens de opvolger zou zijn.
Alle zeeëgels die je vindt in instortingen zijn dus jonger. M. decipiens en M. coranguinum, waar tussen het verschil al zo miniem is dat leken ze niet kunnen onderscheiden. Je lost dat op door op je naamkaartje te schrijven: M. cfr decipiens of M. cfr coranguinun.
Tevens heb je in de paleontologie zowel 'verdelers' als 'samenvoegers'. Verdelers zien in elke afwijking een nieuwe soort. Samenvoegers stellen ; dit is één pot nat en allemaal dezelfde soort. Alweer een discussie waarin leken zich niet kunnen mengen.
Daarna heb je de discussie over vormverandering door groei. Juveniele exemplaren zien er anders uit dan uit de kluiten gewassen exemplaren. Vooral de 'wangen' bij hartegels gaan pas uitzetten als ze groter worden. Sommigen zien hier nieuwe soorten in.
Plus heb je zowiezo de enorme vormvariatie binnen de soort. Biologen zien daar geen graten in , maar paleontologen willen hier soms grenzen trekken die er geen zijn.

Straks iets over aanzichten waarop je moet letten. Vergelijken met een schuin aangeschoten foto is een loterij waar de prijzen verdeeld worden aan diegene die er het beste op LIJKT. En daar heb ik vroeger al teveel polemieken over gevoerd.

[Bewerkt door Plikona op 07-08-2008 om 10:13 NL]

[Gerrit-Jan]

Bedankt voor de aanvulling Louis!

Ik houd het als 'leek' maar even op Micraster cf decipiens, aangezien ook ik weinig verstand heb van zee egels. Echter schaadt het niet om er iets meer van te willen weten. Mijn intentie is dan ook niet om er enkel een naamplaatje aan te plakken.

Verder even een taalkundige toevoeging/ correctie: Zowiezo wordt geschreven met twee ss-en, dus Sowieso i.p.v. Zowiezo.

Verder ben ik wel benieuwd naar een uitleg van Frederik, die op de determinatie pagina er kennelijk toch in is geslaagd de Micrasters van Ault te onderscheiden.


Vriendelijke groet

[Bewerkt door Gerrit-Jan op 07-08-2008 om 12:01 NL]

[Gerrit-Jan]

Plikona schreef:

Straks iets over aanzichten waarop je moet letten.

Daar ben ik nog wel benieuwd naar


Groet

[Plikona]

Eerst een zijaanzicht (hoe dat je dat moet doen kun je beter aan Frederik vragen) , waar deze kenmerken op aanwezig zijn:
Het periproct,
Het labrum,
De hoogte van het apicale veld,
De hoek die het fasciool maakt met het sub-anale fasciool.

Een boven aanzicht,
met de kenmerken:
De vorm, uitzicht van de poriën voor de podia en lengte van de tekening op het ambulacrale platen.
De diepte van de groeve van de voorste ambulacra.

Onderaanzicht met kenmerken:
Positie en vorm labrum
En vooral de vorm en tekening van het fasciool op het plastron.

Tot slot komt er dit najaar/begin volgend jaar een overzicht van Micrasters uit. Niet voor niets het laatste deel in een reeks omdat indeling van Micrasters een slangenkuil is waar mening paleontoloog al in gebeten is.
Succes

[Gerrit-Jan]

Dank je wel voor de volledigheid. Zal het de volgende keer in ogenschouw nemen.

PS: Welke vereniging geeft volgend jaar/ dit najaar een deel over Micrasters uit? Is het te bestellen? Ben er wel in geinteresseerd!

Groet