Vrijdag 7 april, laatste zoekdag.
Het hoge water zit nu ver achter in de middag, dus voor die tijd zal ik ergens mijn slag moeten slaan, vanavond uit eten bij Sally en Mike.
Ik kies ervoor om naar Kettleness (1 )te gaan; mocht het rondje daar niet veel opleveren, dan kan ik altijd nog spul in situ gaan zoeken, bovenin de klif.
Ik zou graag toch nog een Amaltheus of een wat grotere Pleuroceras willen vinden; ik zag er zo een bij Mike in de workshop en het zijn zulke mooie dingen; een grove bouw met prachtige kleine details.
Bovendien kan mijn midden-Lias afdeling in de verzameling zowiezo wel wat uitbreiding gebruiken.
Omdat het, voor deze trip, de laatste zoektocht is zal het wel een Pleuropceras worden, grap ik flauw tegen mezelf. Eenmaal in Kettleness, twee handen aan het touw en naar beneden.
Gelukkig is het droog; het is hier, als het flink nat is, een stuk gevaarlijker en veel minder leuk.
De wandeling over het abrasievlak(2) levert niets op en ik realiseer me dat ik niet in de juiste laag aan het zoeken ben; ik moet hogerop, tot net onder de Grey shales.
Daar wordt de grens tussen het boven-Pliensbachiaan en het onder-Toarciaan gevormd door de Sulphurband; met een klein hiaat in de, overigens concordante, lagen.
Ik loop me te bedenken dat de vulkaan onder de waddenzee best wel es mede verantwoordelijk zou kunnen zijn voor die (sulphur= zwavel)laag.
Volgens de boeken stamt die vulkaan uit de boven Jura, maar als dat ding maar even ouder is dan dat ze denken...?;
Die ouderdom is tenslotte bepaald aan de hand van diepteboringen en ik weet niet hoe nauwkeurig die zijn.
Dus als iemand met exacte informatie mijn dagdroom om zeep zou kunnen helpen... dan glij ik bijna onderuit; wel bij de les blijven joh!
Ik ga voorzichtig weer verder.
Geen van de nodulen die ik vind levert iets op en ik loop de hoek om; om de punt van de in zee uitstekende klif heen zie ik een verhoging waar de laag die ik moet hebben door heen loopt.
Met wat klim- en klauterwerk bereik ik de verhoging, die als een soort veranda om de klif heen loopt (3 )en veel afdrukken van grote Pleuroceraten blijkt te bevatten(4 ). Maar het lijkt er sterk op dat alle knollen hier al uit gevist zijn en het enige dat ik op het juiste nivo aantref is een vrij onooglijke concretie die onmogelijk een grote Pleuroceras kan bevatten.
Toch graaf ik het ding op.
Sla met mijn hamer de top van de knol af, raap het afgeslagen stukje op en draai het om; helemaal vol met ammonietjes, een multiblokje. (5 )
Dat geeft de burger weer moed.
Afgezien van een knol met een mooie Pseudopecten aequivalvis(6 ) levert de veranda niets meer op en ik daal voorzichtig weer af naar het abrasievlak waar ik al heel vlot een knol met een keurige Dactylioceras tenuicostatum opraap.
Ik zie beweging in de verte; een andere fossielenjager komt mijn kant op en ik loop hem tegemoet en maak kennis met Chris; is een zoekmaat van Mike, waar ik al wel dingen over gehoord heb, maar hem nog niet in levende lijve zag. Chris blijkt een heel plezierige gesprekspartner te zijn, we vergelijken onze vondsten en we wisselen anecdotes uit waar Mike standaard in voor komt.
Op zulke momenten vliegt de tijd en ik realiseer me plots dat ik door moet, anders maakt de vloed me dat straks onmogelijk.
Dus neem ik afscheid van Chris en ga verder, op weg naar een oude klifinstorting met Alum shale materiaal waar Chris ook al heeft gezocht, dus stel ik mijn verwachting wijselijk bij.
Wordt vervolgd->
[Bewerkt door Elbert op 10-04-2017 om 11:10 NL]