Hoi Luc,
interessant stuk dat jij hier toont.
Volgens Gregory (1909) en eerder Hamm (1881) zijn de door Ubaghs beschrevene soorten S. trifoliiformis en S. bipartita synoniemen van Stellocavea francqana. Gregory schrijft dat zelfs Stellocavea cultrata en de door Hamm beschreven soort Carinifer trenkneri synoniemen zouden kunnen zijn.
Omdat dit berichtje vermoedelijk van de een of andere bryozoa-leek gelezen word, heb ik illustraties en foto's van alle mij bekende Stellocavea-soorten bijgevoegt.
Foto 1: Stellocavea francqana (uit Pergens-collectie, 189x)
Foto 2: Stellocavea trifoliiformis (uit Ubaghs, 1865)
Foto 3: Stellocavea bipartita (uit Ubaghs, 1865)
Foto 4: Stellocavea bipartita (uit eigen verzameling)
Foto 5: Stellocavea cultrata (uit Pergens-collectie, 189x)
Zoals jullie zien volgt iedere soort een speciaal bouwplan. Wat alle soorten verenigt is de schijfvormige platte architectuur, die vanuit de randen naar het centrum toe (radiaal) lamellen vormt die op hun laterale zijdes cellen van de enkele dieren tonen. Het aantal lamellen varieert en is afhankelijk van het groeistadium.
Zo ver zo goed. Dit zou dus kunnen betekenen dat een kolonie met slechts een lamel (S. bipartita) een jonge soort is, en een met zeven lamellen een oude soort. Maar de inschakeling van nieuwe lamellen (en celbundels) is verbonden met ruimte, die nodig is voor de enkele cellen.
Bepaalde lichenoporide of geslachten (bvb. Radiopora of Lichenopora), maar ook Theonoa, schakelen ook jonge celbundels tussen de oude, maar dan word de kolonie ook groter.
Bij Stellocavea is de kolonie naar de zijkanten toe echter begrenst door een verticale wand. Als de kolonie groter moet worden, zou deze wand zich naar links en rechts moeten uitbreiden. Als men goed kijkt, ziet men inderdaad dat de verhoogde buitenrand van Stellocavea 'bipartita' uit kleine cellen/fragmentjes opgebouwt is. Mogelijk dus, dat de kolonies daadwerkelijk groter konden worden en dat de boven genoemde soorten daadwerkelijk groeistadia van Stellocavea francqana (of een andere soort) zijn.
Dit is echter nooit intensief bestudeert en beschreven worden. Vandaar dat ik jou niet zeker zeggen kan, tot welke soort jouw stuk behoort. Ik zou ook niet weten bij welk ander geslacht men dergelijke groeprocessen zou kunnen bestuderen. Stellocavea is op haar wijze uniek. Het is dus nog veel te doen....
Beste Groeten,
Oliver