Paleontica Community

Wie kan me helpen,bij 5 dacht ik aan tijgerpels.

Onder ernstig voorbehoud:
1 en 3 Acanthocardia, 4 een Lutraria sp en 5 Mimachlamys varia. 1, 3 en 5 ieg Eemien.

Eens met Mars33. De Lutraria kan je ook in het Eemien plaatsen, m.n. vanwege de conservering.

Groeten,
Bram

Hartelijk dank voor de reacties,

Bram als je het hebt over conservering bij de Lutraria, heb je het dan over het niet aanwezig zijn van kleur?
Nog een vraagje:De Mimachlamys is grijs gebleven of geworden,hoe kan dat.Waarom wordt deze niet wit.

Wat betreft je eerste vraag, o.a. kleur inderdaad. Enkele bruikbare punten:
1. Fossiele schelpen laten geen, of sterk verminderd, licht door in vergelijking met recente schelpen, wanneer men ze voor een felle lichtbron houdt (zoals een bureaulamp).
2. Fossiele schelpen hebben minder kleur, of zijn juist sterk verkleurd in vergelijking met recente schelpen.
3. Fossiele schelpen glanzen minder dan recente schelpen.
4. Sommige soorten zijn (in ons Noordzeegebied) alleen fossiel te vinden.

De eerste drie kenmerken zijn echter absoluut niet altijd bruikbaar, en voor sommige schelpenfauna’s gaan ze totaal niet op. Voor de meeste strandschelpen van onze kust echter, zijn dit bruikbare kenmerken.

Wat je tweede vraag betreft, oesters en mantelschelpen hebben calcitische schelpen, terwijl de meeste andere schelpen aragonitisch zijn, zie http://www.spirula.nl/malacologie/spirula343_p36-52.pdf Dit zijn twee verschillende typen kalk, waardoor ze verschillend veranderen gedurende het fossilisatieproces. Oesters en mantelschelpen uit het Eemien zien er dus heel anders uit dan de meeste andere Eemschelpen, terwijl ze wel net zo oud zijn.

Groeten,
Bram

Wat betreft de Acanthocardia's, die zou je kunnen determineren als tuberculata aan de hand van het aantal ribben (22-24) en het feit dat de ribben naar de voorkant dichter bij elkaar komen (en de ruimte ertussen uiteindelijk niet meer dan een groeve), terwijl ze aan de achterkant relatief geljkmatig blijven. Volgens mij zijn de meeste aan het strand tuberculata.

Weer eens met Mars33. Heb er van HvH inmiddels bijna 1000 (of al wat meer, moet nog wat exx. tellen en opruimen), allen A. tub. Van de ZM slechts 227+, maar ook daar enkel A. tub.

Groeten,
Bram

Beiden bedankt,ik ben weer wat wijzer geworden.

Bram, ik heb op mijn schelpen discussie een fragment geplaatst waarvan ik denk dat het Cerastoderma edule major zou kunnen zijn. Kun jij dat verifieren? En is deze vorm ook bekend van HvH? Ik heb online alleen maar zandsuppleties van 10 km buiten Goeree en de Eurogeul als bron gevonden.

Scheveningen strand. Recent of fossiel?
Lijkt op een eerder getoonde afbeelding