Bad Lands van Carniol (reisverslag)
Geplaatst: 26 aug 2016, 12:11








Onze vakantie bestond dit jaar uit kamperen aan de Côte d'Azur. Mijn wederhelft is niet zo’n fan van de fossielen, maar ondanks dat kreeg ik toestemming om 1 dagje te zoeken. (Ja ik zit onder de plak, ik weet het

Bij de selectie van een plekje wilde ik graag een beetje “vondsten zekerheid” inbouwen en het liefst koppotigen en/of zee-egels vinden. Dit bleek wat voorbarig en uiteindelijk speelde de afstand de grootste rol in de keuze.
De camping was 13 en een half uur rijden vanuit Nederland. Door verwachtte drukte op de weg en mijn matige conditie (recente buik operatie) maakten we veel tussenstops op de heen weg. Zo voerde onze reis door het departement Alpes-de-Haute-Provence. En kwamen we in de buurt van de gemeente Simiane-la-Rotonde. In die gemeente en een beetje richting Apt toe liggen veel bergen met wat kale grijze plekken aan de voet. Dit zijn klei lagen die naar onderen toe spoelen door de regen. En daarin zijn fossielen te vinden. Deze Gargasien (Boven Aptien) ontsluitingen hebben niet voor niets de bijnaam “Bad Lands” gekregen. De grijze mergels vormen een vegetatie arme zone. Zoals op de 1e foto getoond. (De Vaucluse bergen).
Op de TomTom voerde we Carniol in (een klein drop in Simaine-la-Rotonde waar enkele klei lagen vanaf de weg te zien zijn). En met hulp van Corry (onze Opel Corsa) volgde we de route. Dit kostte aanzienlijk meer tijd dan onze navigatie aangaf. Het wegdek was van slechte kwaliteit (zelfs voor Frankrijk), zeer smal (zou in Nederland eenrichtingsverkeer zijn geweest) en leek een lange bergpas met vele haarspelt bochten. Ondanks de rotswand links en de afgrond rechts, met alleen vangrails (paar houten paatjes) in de bochten, bleek het snelheidslimiet 90 km per uur. Wij reden ongeveer de helft daarvan. Het verbaasde me dat we op deze afgelegen wegen nog aardig wat Franse auto’s tegen kwamen (die overigens geen problemen leken te hebben met 90 rijden). Buiten de wat onveilig voelende verkeerssituatie was de omgeving erg mooi. Veel natuur en prachtige vergezichten maakte het toch een leuke tocht. Ook is er zeer veel wild aanwezig in de bosrijke omgeving. Vossen, knaagdieren, hoefdieren en diverse grote roofvogel soorten wagen zich dichtbij de autoweg.
Redelijk dicht bij het dorpje kwamen we een kleibank tegen (zie foto 1). Een stukje verder bood een ruime vlakke berm met veel schaduw ruimte voor de auto.
Vanaf het moment dat ik voet zette op de grijze grond waren talloze zeer kleine ammonieten en fragmenten van belemnieten te zien. Alles bekijken en meenemen zou dagen duren (en zowel mijn vriendin als Max zouden mij ervoor op m’n falie geven). Daarom werd het doel zo mooi mogelijke ammonieten uitzoeken. Al snel bleken fossielen groter dan een duimnagel zeer dun gezaaid te zijn, dus die nam ik ook mee. Aconeceras (nisus) en Dufrenoyia (dufrenoyi) waren veruit de meest voorkomende fossielen. Maar ook Cheloniceras vonden we regelmatig.
Ook een ruime variatie aan niet-opgerolde ammonieten was aanwezig in de vorm van vele fragmenten. Hamites was veel te vinden en enkele exemplaren van Toxoceratoides (denk ik) en mogelijk 1 klein recht stukje wat Baculites zou kunnen zijn. (Helaas voor jullie kan ik geen foto’s maken onder de nodige vergroting waardoor ik deze helaas niet kan tonen).
Op foto 1 schoof ik per ongeluk een steen aan de kant waaronder de grootste ammoniet van die dag zat (zo’n 2,6 cm, zie foto 4). Het is niet echt logisch te verklaren, maar het leek me toen een goed idee om nog meer stenen om te draaien. De tweede steen niets. Derde ook noppes, maar de vierde… Daar deed ik de vondst die me mijn hele leven bij zal blijven. De steen was groot en plat met een hol eronder waar mijn vuist makkelijk in zou passen. Bij het optillen schoot er iets in terug wat op het eerste gezicht een konijn leek. Na enkele seconden besefte ik dat ik naar een enorme spin stond te staren. (Als hij op z’n achter poten was gaan staan hadden we elkaar recht aan kunnen kijken). Ik legde de steen snel terug. Mijn vriendin kwam aangelopen omdat ze mijn niet al te mannelijke gil had gehoord toen ik het beest in zijn acht ogen had gekeken. En snel liet ik haar de (voor die locatie) grote ammoniet zien. Zij dacht dat ik blij was met m’n vondst en met een smoes in de richting van ‘Hier licht verder niets bijzonders’ kon haar naar een heuveltje verder leiden. Als ze toen had geweten dat er grote spinnen zaten had ze waarschijnlijk rechtsomkeer gemaakt, terug naar Nederland. (Achteraf wel met elkaar om kunnen lachen gelukkig).
We waren vroeg gaan rijden en hebben daar ongeveer 3 uur gezocht. Tegen het eind van de ochtend vertrokken we en dat was goed ook. Vlak na het instappen steeg de temperatuur enorm en tikte al snel de 33 graden aan.
De focus in mijn verhaal licht erg op de Cephalodopda. Dit vind ik niet helemaal terecht. Zoals ook op foto 3 te zien is zijn er ook vele kleine Brachiopode aanwezig. Hiervan heb ik tenminste 3 verschillende soorten meegenomen. Daarnaast denk ik 1 soort Bivalve en 1 soort Gastropode gevonden te hebben. Die laatste zijn erg verweerd en naar mijn vermoedde ondetermineerbaar.
Ook zee-egel resten hebben we gevonden. Een schaalfragment en een stekel van een Temnocidaris naar mijn vermoeden. (Dit vind ik zelf de leukste vondsten en vooral omdat mijn vriendin deze had meegenomen en ik er pas na de vakantie achter kwam).