Paleontica Community

Vandaag heb ik de tijd gevonden om nog eens wat gruis te doorsnuffelen dat langere tijd geleden was verzameld in de Meerssen Member van de ENCI groeve.
En zo waar vond ik (tot groot jolijt) een mooie kolonie van een soort, die ik nog niet in de collectie had.
Deze soort heeft al heel wat naamsveranderingen ondergaan.
De eerste beschrijving kwam van von Hagenow, die in 1851 de benaming Eschara lepida toekende. Nadien werd het Membranipora vinei door Pergens, vervolgens Onychocella vinei door Voigt en uiteindelijk in 1979 Omoiosa lepida ( von Hagenow, 1851) opnieuw door Voigt. Hij rekende deze soort tot het miocene genus Omoiosia omwille van de zeer sterke verwantschap met twee andere miocene soorten uit dat geslacht. Opvallend bij deze soort is dat aan weerszijden van de platte takjes steeds een gelijk aantal autozooecia zitten en dat deze autozooecia aan elke zijde elkaar perfect bedekken. Dit is mooi te zien op de dwarsdoorsnede.
Elke cel is ongeveer 0.5 mm lang en mooi zeshoekig opgebouwd. Avicularia zijn eerder zeldzaam en komen niet voor op mijn specimen.


Lugo

[Bewerkt door Lugo op 12-10-2018 om 22:21 NL]

Lugo schreef:
Avicularia zijn eerder zeldzaam en komen niet voor op mijn specimen.

Werkelijk? Zij zitten op de zijkanten van de kolonie.
Daar zijn zij niet zeldzaam. Helaas heb ik geen foto.

Groeten en proficiat met deze niet alledaagse vondst!
Oliver

Hoi Oliver,

bedankt voor de reactie.
Ik heb een foto toegevoegd, die een beeld geeft van de zeer smalle zijkant (<0.3 mm) van deze kolonie. Gezien de vrij rond-ovale mondopening heb ik niet de indruk dat dit avicularia zijn.

Pergens schrijft in zijn paper van 1893 dat hij geen avicularia, vibracularia of ooecia kan vinden op zijn specimen.
Volgens Voigt (1979) zijn er wel talrijke avicularia aanwezig op "de smalle zijde" van de kolonie. Maar ik heb dit begrepen als zijnde het onderste deel van een stammetje, omdat dit breder uitgroeit naar boven toe.
In Canu & Bassler (1929) vertonen de avicularia op de afgebeelde kolonie van Omoiosia maorica Stolickza, 1864 wel enkele avicularia, maar deze hebben een duidelijk lang-ovale opening.
Daarom ging ik er vanuit dat mijn specimen geen avicularia vertoont. Maar misschien ben ik mis.

Beste groeten

Lugo

[Bewerkt door Lugo op 13-10-2018 om 16:02 NL]

Hoi Luc,

de foto heeft weinig contrast, maar de linkse cel is in ieder geval een avicularium. Jij kunt deze herkennen aan de ronde distale celrand.

Groeten,
Oliver

Hoi Oliver,

bedankt, ik heb weer iets bijgeleerd.


Beste groeten


Lugo

Bij het doorzoeken van eerder verzameld gruis blijven er nog steeds mosdiertjes tevoorschijn komen, die ik nog niet eerder tegen kwam. En zo groeit de collectie gestaag verder.
Vandaag vond ik deze vrij grote kolonie ( +- 2 cm breed) in Meerssen materiaal uit de ENCI groeve. Volgens mij is dit een Biflabellaria apathyi Pergens, 1894.
Opvallend is de waaiervorm met typische lancetvormige velden. De grotere mondopeningen van de autozooecia bevinden zich op de verheven gedeelten. De diepere velden zijn opgevuld met mesoporen, die een kleinere opening hebben.
De kolonie bestaat uit twee identieke waaiervormige vlakken, gescheiden door een centraal membraan ( zie tweede foto), vandaar de genusnaam Biflabellaria. ( het Latijnse flabellum betekent waaier). Aan deze genusnaam, gecreëerd door Pergens, voegde hij de soortnaam apathi toe ter ere van een verdienstelijk Hongaarse onderzoeker ( Mr. Istvan Apathy), die Hirudinea (bloedzuigers ???) bestudeerde.

groeten

Lugo


[Bewerkt door Lugo op 16-10-2018 om 18:54 NL]

[Bewerkt door Lugo op 16-10-2018 om 20:39 NL]

Mooi zeg!

Toevallig ook de recente bryozoa in de nieuwe grondboor en hamer gezien?

Sjieke vondst. Proficiat. Deze soort is niet algemeen voorkomend en zeker niet met deze afmetingen.

Groeten,
Oliver

Kun je mij een paar close-ups in hoge resolutie sturen? Het lijkt als of er kapvormige peristomen rond de mondopeningen zitten. Alvast bedankt.

Koen en Oliver,

bedankt voor de reacties.
Dit is inderdaad een vrij grote kolonie en ik ben dan ook heel blij met deze niet alledaagse aanwinst.
Bijgevoegd is een foto, getrokken met drie tussenringen en dan nog wat gecropped. Zo zie je iets meer details. Maar ik stuur jou, Oliver, per mail nog een onbewerkte foto.
Ik zie niet direct kapjes op de peristomen, maar sommige zijn wel wat verlengd. Wel goed zichtbaar op de rand is de binnenste membraan tussen de twee waaiervormige vlakken. Deze is ook zichtbaar op het breukvlak op een eerdere foto.
Pergens noemt dit de "lame germinale", wat ik zou vertalen als de kiemlaag, of misschien nog beter de groeizone.

Beste groeten

Lugo


ps: Koen, ik heb de bryozoa in de nieuwe Grondboor en Hamer nog niet gezien.

[Bewerkt door Lugo op 17-10-2018 om 07:06 NL]