Paleontica Community

@Duys : Ik denk inderdaad dat ik het daarbij zal houden. De bollere schelpen met groot ligamentvlak en weinig tanden (de tandjes onder het ligamentvlak zijn minder uitgesproken dan bij de andere schelpen, misschien daarom dat ze zeggen dat er geen zijn)zal ik determineren als zijnde obovata baldii Plioceen (waarschijnlijk Zanden van Oorderen) en de andere Mioceen (waarschijnlijk Zanden van Antwerpen).
Groetjes, Fabienne.

Fabienne,
baldii zal wel mioceen zijn.
PS van die laatste weet ik de naam niet?
Duys

Nog even een detailopname van een baldii als hulp bij de determinatie uitleg. De reden dat ik baldii zeg is omdat in Miste enkel deze soort voorkomt. En ik beroep mij graag op deze vindplaats. Tevens is het buitengewoon uitkomstig te noemen dat hier maar één soort wordt aangetroffen. Het is namelijk niet bepaald makkelijk om de diverse soorten uit elkaar te houden. Het is belangrijk om literatuur en wijzigingen hierop nauwlettend te volgen. De beschrijvingen willen wel eens niet overal overeenkomen. Tevens zijn verschillen per vindplaats weer erg lastig te koppelen. Ik beroep mij eigenlijk altijd op "kenners" die ervaring hebben met de vindplaats en soorten als ik er niet uit kom.

Gissen vanaf een afbeelding is bij Glycymerissen onhandig te noemen.

En dan nu wel de afbeelding!

Colin,
Het is niet gemakkellijk! Maar die ligamentstuctuur tussen 'umbo' en slothulpmiddeltjes is nogal smal, weer geen kenmerk voor baldii volgens het artikel.
Duys

En toch is dit met zekerheid aangrenzende waarschijnlijkheid een baldii.

Een exemplaar uit Miste zoals ik al aangaf. Hier komen geen andere soorten voor! Althans, ik heb ze tot dusver niet kunnen ontdekken. Het voorbeeld wat je zelf al noemt is een duidelijk probleem bij Glycymerissen (Wel meer soorten en families). We gaan nu al volledig de Mist(e) in. Dit is nu net de reden waarom ik mijn afbeelding plaatste.

Het door jou gebruikte artikel is naar mijn idee onbruikbaar voor determinatie voor de door Fabienne getoonde schelpen. Het artikel behandeld holotypen voor de locatie Wolvenberg. Je hebt als het goed is ook gelezen dat enkel zeer goed gepreserveerde exemplaren goed op naam zijn te brengen.

Je hebt dus een breed inzicht aan vormdiversiteit van juveniel tot adult stadium nodig om überhaupt tot een goede richting te komen. En dit is per vindplaats vaak afwijkend.

Om het nog duidelijker te maken. Mijn exemplaar betreft een nagenoeg perfect geconserveerd stuk. Welke determinatie zou jij willen toepassen naar aanleiding van mijn foto op het door jou gebruikte artikel? Het lijkt mij heel sterk dat daar een goed antwoord op komt.

[Bewerkt door Colin op 28-09-2011 om 19:41 NL]

Colin,
Kijk, ik houd het voor mij op Glycymeris sp tot ik meer duidelijkheid heb over mijn vondsten,
qua fabienne is het interessant omdat hier en daar miocene zanden aangetroffen worden in Doel, Kieldrecht, laast was ik in de buurt en ben op kleinodules(oligoceen) gestoten.
Duys

Het is ook zeer zeker interessant! Vooral om de vondsten eens uitgebreid te bekijken en vergelijken.

Het lijkt ook handig om de schelpen van Fabienne voor nu op Glycymeris sp. te houden. Dat was ook min of meer de opzet van mijn berichten. Het zal namelijk veel complexer worden wanneer schelpen worden gedetermineerd van één vindplaats aan de hand van aangetroffen materiaal van een ander. Dus bij deze is vergelijken interessant en leuk, maar conclusies trekken voorbarig.

Laat het vooral weten wat je in de klei tegenkomt. Het is dan wel een zijspoortje, maar zeker de moeite waard.

Colin,
Behalve die nodules niet veel! Kleibroden dat was het.
Duys